Nederlands Deutsch

Intolerantiediagnostiek

De RPSH Intolerantiediagnostiek geeft zicht op de immuunreacties op allergenen uit voeding of inhalatie.

In de slijmvliezen van het lichaam speelt de aangeleerde afweer een essentiële rol in de herkenning, signalering en activatie van allergenen en pathogenen. Deze aangeleerde immuunrespons kennen we als (s)IgA.

Wanneer de blootstelling aan allergenen hoger is dan de capaciteit om deze in de slijmvliezen te signaleren en elimineren, treedt een immuunrespons op in het bloed; de IgG-respons. Duurt de verhoogde blootstelling voort, dan zal uiteindelijk ook deze immuunrespons falen en ontstaan IgE-gemedieerde reacties, ofwel een allergie.

De slijmvliesimmuniteit meten we in de feces, door middel van de parameter Secretorisch Immunoglobuline A (sIgA). De aangeleerde afweer meten we in het bloedserum, door middel van de parameters immuunglobulines IgG1, IgG2, IgG3 en IgG4.

Indicatie

Intoleranties voor voeding als gevolg van een verhoogde immuunrespons zijn vaak lastig direct te koppelen aan klachten. Voedingsintoleranties behoren echter tot de klachten die het vaakst worden genoemd door patiënten. Ze uiten zich in de buikstreek in de vorm van pijn, abnormale gewaarwordingen, opgeblazen gevoel, winderigheid of terugkerende diarree.

Bovendien kunnen klachtenbeelden worden genoemd die in eerste instantie heel andere ziekten doen vermoeden. Naast de zogenaamde gezondheidsproblemen als chronische vermoeidheid, gevoelens van uitputting of moeizaam op gang komen, zijn er symptomen als spier- en gewrichtspijn, hoofdpijn of migraine en de met name bij kinderen waar te nemen opvallende gedragingen (ADHD/ADD), die door afzonderlijke voedingsmiddelen opgeroepen kunnen worden. Pseudo-allergische reacties uiten zich met acute klachten als Quincke-oedeem, flush, tachycardie of hypotensie.

Bekende gezondheidsklachten die kunnen samenhangen met een verhoogde immuunrespons bestaan onder andere uit: acne, angstaanvallen, bovenbuikklachten, burn-out , constipatie, depressie, diabetes, diarree, duizeligheid, endocriene stoornissen, haaruitval, hoofdpijn/migraine, ADD/ADHD, hypertensie, PDS (Prikkelbare Darm Syndroom), infectiegevoeligheid, jeuk/roodheid, obesitas, overgewicht, spier-/gewrichtspijn, stemmingswisselingen, uitputting, (chronische)vermoeidheid, verzuring, winderigheid, opgeblazen gevoel.

Om voedingsintoleranties in beeld te brengen, testen wij stapsgewijs bij steeds meer uitgesplitste voedingsmiddelen of er sprake is van een verhoogde IgG of IgG4 respons.

Voedingsintolerantie en darm

Hoge IgG-/IgG4-antilichaamconcentraties duiden op een intensieve reactie van het immuunsysteem op de positief geteste voedingsmiddelen. De oorzaak van voedingsintoleranties waarbij sprake is van verhoogde IgG-antilichamen is toe te schrijven aan stoornissen van de mucosa geassocieerde darmwandlymfaticus, het grootste lichaamseigen immuunsysteem. Nergens anders in of op het lichaam vindt een intensievere werking van de slijmvliesbarrière plaats, door met een enorme hoeveelheid antigenen zeer selectief om te gaan. De oorzaak van de stoornissen is normaal gesproken een pathologisch verhoogde antigeeninstroom in de immu­nologisch actieve gebieden van de darmwand. Deze verhoogde instroom houdt verband met:

  1. Een verminderde intestinale barrièrefunctie

Dit komt voor bij een voortdurende irritatie van het slijmvlies en leidt tot een verhoogd sensibiliseringsrisico. De daaruit resulterende permeabiliteits­stoornis, leidt tot een ongecontroleerde antigeeninstroom in het gebied van de lamina propria (immunologisch actief gebied van de darmwand). De ontstane immunologische cascades leiden enerzijds tot verhoogde antilichaamvorming en dus sensibiliseringen (o.a. tegen voedingsmiddelen) en anderzijds tot het vrijkomen van ontstekingsmediatoren die weer tot beschadiging van epitheliale celstructuren leiden. Afhankelijk van de antigeeneigenschappen en de intensiteit van de antigeenstress ontstaat er of een disbalans van het TH1/TH2-systeem in de zin van een TH2-shift, wat tot een versterkte IgE-/IgG4-antilichaamvorming leidt of er ontstaat via een TH1-shift een verhoogde productie van IgG-antilichamen van de subklassen 1-3. Duurt de ontsteking voort dan ontstaat er een vicieuze cirkel.

Met de fecale parameters α-1-antitrypsine, beta-defensine 2 en sIgA, wordt inzicht verkregen in de intestinale barrièrefunctie. Deze parameters zijn onderdeel van de programma’s Basis­screening darm en Darmtherapiescreening.

  1. Een verlaagde vorming van secretoir IgA

SIgA zorgt voor de neutralisering van antigenen in het darmlumen. Voor de vorming van sIgA worden permanent kleine hoeveelheden allergene macromoleculen in de zogenaamde M-cellen van de darmwand opgenomen, zodat een doelgerichte antigeenconfrontatie plaatsvindt om het immuunsysteem te trainen. De M-cellen geven de informatie door aan de T-cellen, die het vervolgens weer doorgeven aan de B-cellen van het immuunsysteem. De ‘getrainde’ B-cellen verplaatsen zich via bloed en lymfe, veranderen in antilichaamproducerende plasmacellen en keren terug naar de darmwand­lymfaticus. Daar produceren ze nu als plasmacellen sIgA. Zodoende vindt bij toekomstig contact een antigeenneutralisering al in het darmlumen plaats. Een ontoereikende intestinale sIgA-productie hangt samen met een verhoogde antigeenconfrontatie, die leidt tot een versterkte IgE- en IgG-productie.

SIgA kan eenvoudig in de feces worden bepaald als enkele parameter of als onderdeel van het programma Basisscreening darm en Darmtherapiescreening.

Ook macromoleculen uit voedingseiwitten, die op basis van hun bijzondere eigenschappen of vanwege een ontoereikende vertering hun allergenen potentieel voorafgaand aan de resorptie niet verloren hebben, moeten geneutraliseerd worden. Dit is een taak voor de antilichamen van het type IgG. Als het om een gematigde antigeenconfrontatie gaat, dan maakt een asymptomatische fagocytose de ontstane immuuncomplexen onschadelijk. Ontstaat er echter door een verhoogde slijmvliespermeabiliteit een antigeenstress, dan kan het aantal immuuncomplexen de fagocytosecapaciteit overstijgen. Als gevolg hiervan worden het complementaire systeem en ook de macrofagen, granulocyten en trombocyten geactiveerd. Dit kan, afhankelijk van de mate van de vorming van immuuncomplexen, tot klinische symptomen leiden.

Bij de differentiaal diagnostische overwegingen moeten ook de uitsluiting van een koolhydraatintolerantie (lactose, fructose en sorbitol) en een pseudo-allergische reactie in aanmerking worden genomen ten opzichte van voedingsadditieven en de veel voorkomende histamine-intolerantie. Deze intoleranties kunnen onderzocht worden met de lactose en fructose DNA-onderzoeken en de histamine-intolerantietest. Als genoemde mogelijkheden zijn uitgesloten is de IgG-voedingsscreening dan wel de IgG4-voedings-screening aan te raden bij:

  • Klachten in de buikstreek
  • Pijn
  • Abnormale gewaarwordingen
  • Gevoel van volheid / opgeblazen gevoel
  • Winderigheid
  • Terugkerende diarree
  • Spier- en gewrichtspijnen
  • Hoofdpijn of migraine
  • Gedragsproblemen bij kinderen

Het onderzoek van de antilichamen IgG/IgG4 komt niet overeen met de klassieke allergietest, waarbij uitsluitend antilichamen van de klasse IgE worden onderzocht. De IgE-gemedieerde reacties van de zogenaamde directe reactietypen leiden in het algemeen tot klachten die vlak na het antigeencontact optreden. De in de IgG en IgG4 voedingsscreening onderzochte reacties van getriggerde IgG/IgG4-antilichamen, treden in het algemeen pas na enige tijd op, zodat het aan­zien­lijk moeilijker is om een tijdsverband te leggen met de voedingsmiddelen waarvoor een over­ge­voeligheid bestaat. De kracht van de IgG en IgG4 voedingsscreeningonderzoeken is dan ook het grote aantal voedingsmiddelen dat onderzocht wordt op IgG-antilichamen, zodat de verwachting om het voe­dingsmiddel of -middelen te detecteren waarvoor een intolerantie bestaat, heel reëel is.