Nederlands Deutsch

IJzer - Fe

IJzer is een belangrijk bestanddeel van hemoglobine en van myoglobine, die beide een rol spelen in het zuurstoftransport. Hemoglobine is de rode kleurstof van bloed. Myoglobine zit vooral in spieren. Hemoglobine is de stof in het bloed die zuurstof bindt en deze vanuit de longen naar de weefselcellen vervoert. Zuurstof is nodig voor de verbranding van voedingsstoffen in de weefsels. Hierbij komt energie vrij. IJzer is eveneens aanwezig in de cytochromen die essentieel zijn voor de celademhaling. Daarnaast ondersteunt ijzer het immuunsysteem en draagt het bij aan energievoorziening en talrijke oxydatie-enzymen. Er zijn verschillende soorten ijzer: heemijzer (dierlijke producten) en non-heemijzer (plantaardige producten).

IJzer (Hematocriet gecorreleerd)
Mineralen en spoorelementen bevinden zich deels in het bloedplasma, maar veelal grotendeels in de erytrocyten (rode bloedcellen). De gemeten hoeveelheid is daarom gecorreleerd aan het aandeel rode bloedcellen. Het berekende percentage geeft zo aan hoeveel ijzer in het totale bloed beschikbaar is.
Toepassing van deze methode in de praktijk heeft echter aangetoond dat correctie voor de celmassa van erytrocyten alleen van cruciaal belang is wanneer de afwijking in hematocriet buiten een bepaalde referentiewaarde ligt. In deze gevallen wordt de hematocrietwaarde nog steeds gebruikt voor een hematocrietafhankelijke correlatie. Indien de hematocrietwaarde zich echter binnen de gedefinieerde leeftijds- en geslachtsafhankelijke grenzen bevindt, dan kan een hematocrietcorrelatie achterwege blijven. Daarom wordt een hematocrietcorrelatie alleen uitgevoerd als de gemeten hematocrietwaarde buiten de gedefinieerde referentiewaarde valt. In alle andere gevallen wordt alleen de absolute meetwaarde weergegeven in de rapportage van het onderzoeksresultaat.

Bronnen

Goede ijzerbronnen zijn onder andere : vlees, vis, gevogelte, broccoli, bloemkool, pompoen, tomaten en citrusvruchten; matige ijzerbronnen zijn aardappelen, wortelen, ananas en bloem (zonder zemelen). Slechte ijzerbronnen (meestal door aanwezigheid van remmende stoffen) zijn rijst, meel met zemelen, appelen, bananen, peren, rabarber, spinazie, noten, amandelen en eieren.

Van het ijzer in onze voeding wordt maar 10 % opgenomen. Mensen met een grotere behoefte aan ijzer, zoals kinderen, zwangere vrouwen en zieken, kunnen meer ijzer opnemen uit het voedsel, door aanpassingen van het lichaam.
De opname hangt sterk af van de vorm waarin het ijzer in het voedsel voorkomt. Plantaardig ijzer (bv. spinazie) wordt meestal slechter opgenomen dan dierlijk ijzer (bv. bloed, vlees). Ook wordt de opname beïnvloed door andere stoffen in ons dieet. Sommige stoffen, zoals vitamine C, bevorderen de opname van ijzer. Andere stoffen, zoals tanninen (o.a. in thee en walnoten), fytaten (in granen), oxalaten (o.a. in rabarber), fosfaten, cafeïne (in koffie), polyfenolen (in fruit), soja-eiwitten, ei-albumine en caseïne (in melk) kunnen de opname van ijzer verminderen. Dit is echter ook weer afhankelijk van de vorm van het ijzer in het product.